De oorsprong van de Flatcoated retriever ligt in Engeland. De Lesser Newfoundlander werd gekruist met de in zwang zijnde Gordon Setter en Zwarte Ierse setter. Midden 19de eeuw ontstond zo de Wavy Coated Retriever. Door verdere kruisingen, onder meer met collie-achtige honden, ontstond de huidige Flatcoat, met een smallere schedel en een vlak aanliggende vacht.
De ontwikkeling van het ras is gedurende de tweede helft van de 19de eeuw voornamelijk bepaald door dr. Bond Moore (Wolverhampton) en E. Shirley (Ettington Park). Het ras is gefokt en getraind om te helpen bij de eenden- en ganzenjacht, de honden zijn nog steeds actieve dieren die graag zwemmen en het apporteren snel kunnen leren.
Het algemene beeld van de flatcoat is dat van een actieve en vrolijke hond van middelmatige grootte. Zijn gestalte is dat van een snelle doch krachtige hond, elegant zonder iel te zijn en met een intelligente uitdrukking. Een flatcoat hoort vriendelijk en vol zelfvertrouwen te zijn. Deze hond leert snel. Hij heeft vrij veel beweging nodig en vindt het dan ook heerlijk om te zwemmen en apporteren. Als hij langere tijd aan zijn lot wordt overgelaten wordt hij vervelend. Het blijft zonder meer een werkhond, met een vriendelijk karakter.
De flatcoated retriever komt voor in twee kleurvariaties, zwart en leverkleurig, waarvan zwart de meest voorkomende is. De schofthoogte voor reuen is 58-61 centimeter en voor teven 55-58 centimeter. Het gewicht ligt voor de reuen van 25 tot 35 kilogram en voor teven van 23 tot 30 kilogram.
De schedel van een Flatcoated Retriever is plat en gematigd breed met een lichte stop tussen de ogen. De ogen zijn van middelmatige grootte.
bron: wikipedia